Wat heeft een bolderkar te maken met arbeidsomstandigheden?

Het artikel 24-overleg

Poeh. Dat is nog eens ff een rare vraag. En toch was dat de vraag die de OR stelde aan het hoofd Personeelszaken. Geen vraag die de OR zelf bedacht had, maar een van de resultaten uit de onlangs gehouden achterbanraadpleging.

Voor mij als licentiehouder van de OR-dialoog is het inmiddels helder. Na meer dan 10 professioneel uitgevoerde achterbanraadplegingen met de OR-dialoog worden dit soort vragen al normaal. Waarom? Ik leg het je uit.

Een PMO brengt de gevolgen in beeld

De afdeling Personeelszaken had in goede samenwerking met de bedrijfsarts een Preventief Medisch Onderzoek (PMO) gehouden. Daaruit kwam naar voren dat met name storingsmonteurs vanaf circa 45 jaar klachten kregen die veroorzaakt werden door het vele tillen van gereedschappen en te vervangen onderdelen vaak in drassig terrein. Denk aan Lowlands op zaterdagavond waar de storingsmonteur dan mocht opdraven om iemand uit een stilgevallen hoogwerker te halen. Of je neemt al je gereedschap mee of maar een deel. Lichter tillen, maar wel vaker dan twee keer heen en weer lopen.

De bedrijfsarts adviseerde om alle monteurs een tilcursus te laten volgen. Personeelszaken nam het advies over. Maar bijna geen enkele monteur wilde de cursus volgen. Eigenlijk zagen ze het als belediging. De OR werd erbij gehaald. Hadden zij geen goed advies om dit op te lossen? De OR vergaderde er twee keer over, maar kwam ook niet veel verder dan vast te stellen dat er gezondheidsklachten waren, dat het duidelijk was waardoor die veroorzaakt werden, maar wat nou een betere oplossing zou zijn bleef onduidelijk.

Vraag het gewoon aan hen die het weten

De OR vroeg of ik een beter idee had. En daarmee bedoelden ze een oplossing die nog niet bedacht was door Personeelszaken, de bedrijfsarts en de OR. Maar die had ik ook niet. Vaak heb ik die omdat ik elders nog wel eens wat goede ideeën oppik.

Ik had wel een advies: vraag het aan de betrokken medewerkers, de monteurs. Na wat overleg werden alle monteurs bevraagd over hun werkplezier, werkdruk en fysieke overbelasting. Er werd niet gevraagd naar hun klachten. Die waren immers al bekend. Open vragen dit keer:

  1. In welke situatie ervaar je het meeste lichamelijke klachten?
  2. Bij welke storingen?
  3. Voor welke opdrachtgevers?
  4. Hoe vaak heb je last van lichamelijke klachten?
  5. Hoelang houden de lichamelijke klachten aan?
  6. Heb je voor jezelf een oplossing bedacht en welke is dat dan?
  7. Waar heb je behoefte aan om de lichamelijke klachten te verlichten?
  8. Heb je een advies aan de OR, Personeelszaken en de bedrijfsarts?

Met name de vragen zes tot en met acht bevatten tal van interessante antwoorden. Eentje bevatte het antwoord: ‘Geef iedereen een bolderkar’. Dat was natuurlijk best even lachen met z’n allen in de OR.

Maar met de antwoorden ben je er nog niet bij een achterbanraadpleging. Voor een professionele uitvraag is er nog een tweede ronde nodig: de weging. Want medewerkers willen graag het best gegeven antwoord bovenaan zetten.

De bolderkar en de zeepkist

In de tweede ronde van de OR-dialoog – het instrument voor een professionele achterbanraadpleging – werd het eerder weggelachen idee om iedereen een bolderkar te geven met stip op positie één gezet. De directeur die de presentatie van de OR ontving in de eerstvolgende Overlegvergadering bedacht zich geen moment. Hij liet Personeelszaken een uitnodiging verzenden aan alle monteurs voor een bedrijfsbarbeque bij de werkplaats. Hij gaf inkoop opdracht om dertig bolderkarren te bestellen met het logo van de organisatie geprint op beide zijkanten. Tijdens de barbecue klom de directeur op een zeepkist en hij sprak zijn monteurs toe. Hij verontschuldigde zich voor de eerder aangeboden tilcursus en toen liet hij de grote werkplaatsdeur omhoog rollen. Daarachter stonden dertig bolderkarren te pronken. Hij riep alle monteurs naar voren en bood hen een bolderkar aan. Hij zei: ‘Graag achter in de storingsbus zetten en veel gebruiken. En ja, ook graag in het weekend als je met je kleinkinderen naar het strand gaat, want mijn naam staat erop.’

De WOR houdt niet van mosterd na de maaltijd

Een veel gehoorde klacht van ondernemingsraden is dat ze zo laat in het traject worden gevraagd om advies. Dat is soms waar. Maar diezelfde ondernemingsraden maken die fout zelf ook. Ze vragen hun achterban niet om vroegtijdig te helpen bij vraagstukken. De WOR is er volstrekt duidelijk over, in artikel 17: ‘De ondernemer is verplicht de OR en alle in de onderneming werkzame personen alle middelen (instrumenten, geld én tijd) ter beschikking te stellen om achterbanraadpleging mogelijk te maken.’ Je zou het kunnen omdraaien zelfs. De ondernemer heeft recht op de mening van alle medewerkers. En de OR als vertegenwoordigend orgaan heeft die op te halen. Raadpleging betekent om advies vragen. Tijdig dus en gericht op oplossingen. Niemand wil als mosterd na de maaltijd zijn mening geven. De OR niet en ook de medewerkers niet aan hun OR.

Zet ook professionele instrumenten in voor de achterbanraadpleging. Kom eens luisteren en meekijken naar echt goede vragen die je kunt stellen als OR aan je achterban. Kom naar de workshop ‘achterbanraadpleging 2.0’ op OR-live.

Metamorfase is partner van OR Live en geeft op OR Live diverse workshops over onder andere achterbanraadpleging. Bekijk hier het overzicht van alle workshops van Metamorfase.