Schrijven doe je zo!

Schrijven

Auteur: Anne-Loes van Huijstee (OR Academy)

De OR leggen vaak via een verslag of nieuwsbrief verantwoording af tegenover de achterban en de bestuurder. Zij hebben er immers recht op om te weten wat de OR de afgelopen periode heeft gedaan. Je hebt de vrijheid om zelf te kiezen wat je schrijft en hoe vaak je iets schrijft. De ene OR maakt blogs, de ander maakt een visiedocument of een folder. Ook maken veel OR ’en een jaarverslag en beleidsnotitie en schrijven ze adviezen en initiatiefvoorstellen. Schrijven is voor veel mensen een flinke opgave. Daarom geeft OR Academy OR-leden een aantal tips om makkelijker schriftelijk te communiceren met de achterban.

Bekijk onze 11 schrijftips:

  1. Ken je doelgroep. Stem daarom de stijl en inhoud zoveel mogelijk af op jouw organisatie en met name uw achterban.
  2. Kies een doel. Dat geeft richting.
  3. Gebruik opsommingen in je teksten. Wat heb je bijvoorbeeld gedaan richting de achterban? Dat maakt het vaak overzichtelijk. Vooral bij digitale berichten is dit prettig om te lezen.
  4. Volg een cursus om beter te leren schrijven. Je gaat aan de slag met je eigen teksten en krijgt heel veel tips.
  5. Schrijvers zijn geneigd om de inhoud van de tekst verdedigen, maar wie verdedigt de lezer? Wijs daarom een waakhond aan, bijvoorbeeld de (ambtelijk) secretaris of de voorzitter. Dat is iemand die het overzicht houdt en bepaalt of alle teksten voldoen aan het doel van de tekst.
  6. Schrijven is schrappen wordt er vaak gezegd. Probeer korte en bondige teksten te schrijven. Dat leest vlotter. Maak je zinnen niet langer dan zo’n 20 woorden. Hoe hoger het opleidingsniveau is des te langer kunnen de zinnen worden.
  7. Let op de koppen. Vallen ze op en geven ze aan waar de tekst over gaat? De kop staat meestal in de tegenwoordige tijd. Dat geeft een tekst urgentie.
  8. De eerste tekst onder de kop is de lead. In de krant is dat de vetgedrukte tekst. De lead gebruik je voor de hoofdboodschap. Om te bepalen wat er in de tekst komt te staan, maak je gebruik van de vijf W’s en de H-vraag. Dat zijn wie?, wat?, waar?, wanneer?, waarom? en hoe?.  De eerste W’s beantwoord je in de lead en de waarom- en hoe-vraag komen later in de tekst aan de orde.
  9. De overgangen tussen verschillende alinea’s geven een bericht structuur. Je kunt de alinea’s gebruiken voor de opsomming. Het is ook mogelijk om de eerste zin van een alinea te beginnen met een element uit de vijf W’s en H, dus het hoe, waarom en wanneer. Zo leid je de lezer puntsgewijs door het verhaal.
  10. In de tekst moet meestal het belangrijkste eerst komen. Als de lezer afhaakt dan moet hij het belangrijkste in ieder geval hebben gelezen.
  11. Maak je tekst concreet. Adviesrecht zegt de achterban weinig. Geef aan wat je hebt bereikt. Geef concrete voorbeelden van het medezeggenschapswerk. Zo maak je een saaie tekst levendig en sprankelend.

Veel succes!